Atlantis


Over een onderwerp als dit is het niet moeilijk zijn fantasie de vrije loop te gunnen en onverschillig wat te verzinnen, niemand kan je tegenspreken aangezien niemand er wat van weet. Het lijkt me daarom beter te overlopen welke gegevens nopens Atlantis voorhanden zijn en te onderzoeken wat daarvan steekhoudend lijkt, aanvaardbaar, interessant.

Er bestaat een hele bibliotheek lectuur over Atlantis maar al wat daarin staat, wijst terug naar het verhaal dat door Plato wordt verteld. Weinigen worden zo hoog geroemd om de ernst en de diepte van hun leer en de merkwaardige stijl waarin ze die hebben uitgedrukt. Over Plato en zijn werk mag je geen negatief woord zeggen. Wie dat doet, blameert zich. Alleen over het Atlantisverhaal mag je geringschattend spreken. Mogen? Het leek eerder een verplichting. Het was eeuwen lang de gewoonte dat de doen, meer zelfs, alleen dat éne verhaal uit het hele omvangrijke werk van Plato mocht je niet ernstig nemen, je moest het met luchtigheid, met onverschilligheid, kortom met anti-wetenschappelijke nonchalance behandelen.

Wie de vertalingen en de commentaren op Plato naslaat, stelt vast dat tot op vandaag dat verhaal weinig respect ondervindt. Het behoort nog steeds niet tot de geplogenheden Plato op dit ene punt ernstig te nemen. De kwalijke tradities blijken altijd sterker dan het onderzoek. Ik denk dat zulks in vele gevallen aan te treffen is, wens daar niet verder op in te gaan, de vaststelling lijkt me voldoende. In het geval Plato is het wel interessant even te kijken naar de oorsprong van zoveel afwijzing en misprijzen. Een verbluffend duidelijk geval van opzettelijk misverstand mogen de lezers niet mislopen. Het toont aan hoever de moedwil van de geleerden ging (gaat?) als ze over het Atlantisverhaal, en wat daarmee te maken heeft, moeten berichten.

Plato vertelt over de vruchten die op het eiland Atlantis voorkomen. Hij heeft al heel wat opgesomd wanneer hij eraan toevoegt: En nog is dat niet alles: de 'gecultiveerde vrucht', ook de 'droge vrucht', die ons voedsel verstrekt; verder alles wat wij gebruiken als plantaardig voedsel - en waarvan we de verschillende soorten aanduiden met de verzamelnaam 'groente' - ook die andere vrucht, die er helemaal uitziet alsof ze van hout was en die drank én voedsel én zalfolie oplevert. Met de gecultiveerde vrucht bedoelde Plato vermoedelijk de wijndruif, met de droge vrucht waarschijnlijk het graan. Voor de rest is wel duidelijk waarover hier wordt gesproken. Het lijkt toch eenvoudig, niet? Volgens de geleerden is dat niet het geval. Bij Albert Rivaud, één van de bekendste Franse commentatoren, vind je volgende verklaring voor deze zin: "Het is moeilijk de vruchten die Plato vernoemt te identificeren; misschien gaat het hier om de sinaasappel, de granaatappel en de citroen." Volgens een andere geleerde, Léon Robin, betreft het hier "even zoveel raadseltjes waarmee Plato zich amuseert." (Zie Plato, vertaling Xaveer de Win, derde deel, p. 137 de tekst, maar vooral Aantekening 42 p. 147. De vertaling van de Franse teksten stamt van mij.). Het is op zijn minst eigenaardig dat iemand niet wil verstaan waarover het gaat als je hem spreekt over een vrucht die er helemaal uitziet alsof ze van hout was en die drank én voedsel én zalfolie oplevert. Alleen uit moedwil kun je dat verkeerd verstaan.
De vraag is dan waarom zulks gebeurt. De heren die zich hier zo onnozel gedragen zijn op hun gebied onderlegde mensen.

Het geval is betrekkelijk eenvoudig al heeft het twee uitgangspunten die nauw samen horen. Plato was beroemd. Beroemde mensen wekken soms de nijd van tijdgenoten, vooral van diegenen die hun plaats willen innemen. Plato's bekendste leerling is Aristoteles, een eerzuchtig jongmens. Aristoteles was 2O jaar oud toen Plato 66 was. Plato is 83 jaar oud geworden, en zolang hij leefde gold Aristoteles niet als de grootste filosoof, de oudere Plato werd hoger geëerd. Dat was een doorn in het oog van de jongste. Bovendien hadden ze tegenstrijdige belangstelling. Plato zag de uiterlijke wereld als schijn. Hij leerde dat de echte wereld, een wereld van Ideeën, verborgen zou zitten achter de werkelijkheid die daarvan maar een flauw afschijnsel is. Voor Aristoteles daarentegen was de wereld zoals die zich aan ons voordoet van het allergrootste belang, helemaal geen schijn maar uiterst interessante en zelfs stabiele realiteit. Toen Plato op hoge leeftijd het Atlantisverhaal publiceerde, schreef hij daarin Wat ik nu ga vertellen is 9000 jaar geleden gebeurd. De Grieken - allemaal - waren heel verontwaardigd. Iedereen wist in die tijd dat de wereld nog maar 4000 jaar bestond. Ze wisten niet beter, het was de overlevering van hun mythologie. Iemand die beweerde dat er vóór 9000 jaar al iets bestond, moest wel erg van streek zijn.

Het bijgeloof als zou de wereld niet ouder zijn dan enkele duizenden jaren is in de Middeleeuwen blijven voortbestaan. Op basis van berekeningen aangaande de mensengeneraties in de bijbel hadden eerst de Israëlieten en later de kerkvaders en anderen uitgerekend dat vóór Christus de wereld slechts 4 tot 5000 jaar bestond, langer zeker niet. Dus die 9000 van Plato waren ook voor de christenen een verzinsel, erger, een grove leugen, een volstrekte onmogelijkheid. De geleerden zijn vergeten de verkeerde opvattingen van vroeger te herzien. Wanneer wij nu horen vertellen over 9000 jaar vóór Christus kijkt niemand vreemd op. Volgens algemeen aanvaarde veronderstelling bestaat de planeet aarde ongeveer vier en een half miljard jaren. Maar voor de tijdgenoten van Plato was het een enorme schok te horen spreken over 9000 jaar vóór hun tijd. Plato wist waarschijnlijk beter dan zijn tijdgenoten, maar kon ze niet overtuigen. Integendeel. Ze waren boos dat hij een zo bekend en algemeen geëerd man als Soloon, de grondlegger van de democratie in Athene, als zijn bron durfde noemen. Plato zegt namelijk dat het verhaal afkomstig is van niemand minder dan van die Soloon, en dat was niet alleen de beroemdste maar zonder meer de grootste van de Grieken. Anderzijds is het zeer onwaarschijnlijk dat Plato de naam Soloon zou hebben gebruikt voor het vertellen van verzinsels. Het was helemaal niet Plato's gewoonte mensen in diskrediet te brengen. Het zou in heel het werk van Plato de enige plaats zijn waar hij iemand - en dan nog de grootste onder de Grieken - misbruikt om verzinsels een schijn van geloofwaardigheid te geven.

Dat Plato zolang heeft gewacht om een zo bijzonder verhaal als dat over Atlantis te vertellen, zal wel samenhangen met zijn kennis van zijn medemensen. Indien Plato dit verhaal had gepubliceerd toen hij 30 of 40 jaar was, zou zijn roem als filosoof nooit tot ons zijn gekomen. Zijn medeburgers hadden hem uitgelachen, niemand had bij hem in de leer willen gaan. Bovendien moeten we voor ogen houden dat de meest gangbare manier van denken erin bestaat voor onbestaande te houden wat men niet graag heeft. Vooral vroeger, in de oudheid en de Middeleeuwen redeneerde men heel simplistisch: we vinden dat het niet mag bestaan, dus bestaat het niet. De aarde mocht niet rond zijn en niet rond de zon draaien, dus draaide ze volgens hen niet rond de zon. Ze dachten een systeem uit waarbij de aarde niet rond is en niet rond de zon draait. Iedereen was ervan overtuigd dat de aarde een platte schijf was die op het water dreef en wie te ver vaarde viel eraf, recht in de hel.

Plato heeft geweten dat hij voorzichtig moest zijn met zijn verhaal. Hij heeft daarom tot het uiterste gewacht. Wat hij over Atlantis wist, heeft hij slechts vrijgegeven toen hij de dood onafwendbaar nabij voelde. Hij is gestorven zonder ons alle details over het eiland Atlantis te kunnen meedelen, het verhaal breekt af midden in een zin.

In verband met de aarde die als platte schijf op het water dreef even een uitweiding. Bij twee Romeinse schrijvers, namelijk bij Plinius de Oudere die leefde van 23 tot 79 n.C., en bij Pomponius Mela die van Spaanse afkomst was, eveneens een schrijver uit de eerste eeuw na Christus, vinden we het bericht over een boot die op de kust van Spanje geland zou zijn. In de boot zaten mensen met dikke lippen, rode huid, lange schedel en gekromde adelaarsneus. Die mensen beweerden dat ze van over de oceaan kwamen.
Wat er verder met die mensen is gebeurd, staat er niet. Het is niet moeilijk te raden: ze kwamen van een heel gevaarlijke kant, recht uit de hel, ze zagen er nog verbrand uit ook.
Even een paar opmerkingen over de auteurs. Ten eerste: ze zijn allebei aanhangers geworden van het bestaan van Atlantis. Ten tweede: merkwaardig is hun typering van voor die tijd onbekende roodhuiden, de genoemde details zijn opvallend correct.

Plato schrijft in twee boeken over Atlantis. In de Timaeus staat in het kort de ondergang van Atlantis vermeld, in de Critias staat de beschrijving van het eiland en van de stad.
Laten we eerst eens kijken hoe Plato aan de gegevens over het eiland en de stad Atlantis is gekomen.

De tekst waarover hier sprake staat in de Timaeus.

Die tekst roept natuurlijk vragen op. Volgende elementen weten we met zekerheid:

1 Soloon is inderdaad in Egypte geweest. We weten alleen van Plato dat hij in Saïs zou geweest zijn.
2 Er heeft een stad Saïs bestaan. Spijtig genoeg is bij opgravingen tot nu toe geen tempel weergevonden met zuilen waarop het Atlantisverhaal staat. Wel hebben we een andere bron: volgens Proklos, een filosoof die in zijn tijd erg goed bekend stond (dat was in de 5e eeuw na C.) ging in ± 260 v.C. een Griek, een zekere Krantor, naar Saïs in Egypte, zag de tempels en zuilen en liet zich de teksten op de zuilen vertalen: ze stemden volledig overeen met Plato's Atlantisverhaal. Het is eigenaardig dat we nergens anders iets over die tempel en zuilen aantreffen. Bekend is dat heel veel uit de oudheid verloren is gegaan. We moeten het stellen met de schaarse bewaard gebleven elementen.
3 Dat de Atlantische oceaan in de tijd van Plato onbevaarbaar zou geweest zijn is niet waar. Bovendien staat er dat zulks door slijk zou zijn veroorzaakt, wat evenmin juist is aangezien slijk gemakkelijk bezinkt. Dat daarentegen lava de zee onbevaarbaar maakt weten we uit historische gegevens. In de Stille Oceaan heeft de vulkaan Krakatau het eiland waarop hij stond en zichzelf ongeveer helemaal weggeblazen in augustus 1883. Op het water dreef een laag lava van 25 cm dik en waarschijnlijk meer dan 300 vierkante kilometer groot. Schepen moesten daarvoor een omweg maken, lava splijt niet, je kunt er niet door, je stoot tegen de hele plek lava en die is niet te verplaatsen. Door lava kan dus de Atlantische oceaan onbevaarbaar geweest zijn. Lava bezinkt niet gemakkelijk. We weten niet wat Plato ertoe heeft aangezet te schrijven dat de oceaan niet bevaarbaar was. Misschien is de tekst niet correct tot ons gekomen, de gedeelten over het eiland Atlantis werden nooit met zorg behandeld.
4 Het zonderlinge van het geval is dat Plato Amerika wist liggen. Hij zegt immers dat wie vanuit de straat van Gibraltar rechtdoor vaart op het eiland Atlantis komt. Van daaruit kon de reiziger van toen naar de andere eilanden oversteken en naar een vasteland dat de gehele oceaan afsluit. Voor die tijd was het een zeer gedurfde uitlating te zeggen dat je zo maar de oceaan kon oversteken, iedereen wist dat je van de wereld af viel. Wat Plato zegt is zo verbazingwekkend correct dat we ons afvragen wie allemaal over die informatie hebben beschikt. Achterhalen zullen we het wellicht nooit. In ieder geval voeren zeer waarschijnlijk de Egyptenaren van vóór Plato's tijd met een soort van vlot-schepen naar Amerika; met zijn Kon-tiki heeft Ton Heyerdahl destijds aangetoond dat de overtocht mogelijk was.

Voor het overige staan we voor vraagtekens. Atlantis zou ongeveer de grootte hebben gehad van Spanje en Portugal. Bij voorbaat zeggen dat zulk eiland niet door vulkaanuitbarstingen ten onder kon gaan heeft geen zin. Dat zulke ondergang niet alleen voor het eiland zelf maar ook voor Europa ontzaglijke gevolgen moet hebben gehad is duidelijk. Dat we geen andere bronnen hebben om ons over een ramp van die afmetingen wat te vertellen is even duidelijk indien de feiten zich inderdaad ongeveer 9000 jaar voor Plato's tijd hebben voorgedaan. Hoe zouden we iets kunnen vernemen? Voor zover het ons bekend is zijn de mensen pas rond 5000 v.C. behoefte gaan gevoelen aan een schrift.

Het is bekend dat mensen een slecht geheugen hebben. We weten niet eens wat 1500 jaar v.C. is gebeurd, hoe zouden we weten wat er 9000 jaar v.C. gebeurde. Het voorbeeld uit 1500 v.C. is Santorini en op Kreta het paleis van Knossos. We weten niet wie er woonde, weten weinig of niets van de toenmalige organisatie, weten zelfs niet door welke ramp het paleis werd getroffen. Dat het plots verwoest werd, staat vast. Misschien door aardbevingen, misschien door vulkaanuitbarstingen, misschien door de twee samen. Dat is maar 3500 jaar geleden. Het is aan te nemen dat het geheugen van de mensen zeker niet onthouden heeft wat ongeveer 12500 jaar geleden gebeurd is. Veronderstellen we dat Plato waarheid vertelt, dan is het best aan te nemen dat de mensen van zijn tijd, die van Knossos al helemaal niets meer wisten, zich zeker voor Atlantis niet interesseerden.

De naam Atlantis - evenals de naam Atlantische oceaan - zou afgeleid zijn van de naam van de eerste koning. Later zou het de naam zijn geweest van de hoogste berg op het eiland. We kennen een gebergte met die naam, het Atlasgebergte in Afrika met toppen tot 4700 m hoogte. Dat gebergte zou de naam Atlas hebben gekregen nadat Atlantis ten onder ging, en de naam van de hoogste berg aan de nog bestaande hoogste berg werd gegeven. Merkwaardig is wel wat Herodotus, een van de oudste Griekse geschiedschrijvers over de Atlas zegt: daar leven Atlanten, mensen die niets levends meer eten en geen dromen meer hebben. Daarbij heeft men vaak aan doden gedacht, die eten inderdaad niets levends, ze eten helemaal niets, en ze hebben geen dromen, ook al omdat ze niet meer leven. Maar het neemt de raadselachtigheid van de uitspraak niet weg.

Dan blijft nog het relaas dat Plato ons geven wou over het ontstaan, de inrichting en de groei van de staatsmacht op het eiland Atlantis. Het is een uitvoerig verhaal dat zoals alle geschiedenis in de oude tijd bij de schepping begon. De mens is slechts erg laat ertoe gekomen aan te nemen dat er evolutie bestaat, dat het mensenras slechts langzaam zich heeft ontwikkeld uit vroegere stadia die niet kunnen geïsoleerd worden uit het geheel van het leven op aarde. Dat moet een afschuwelijk idee geweest zijn voor de mensen uit vroegere eeuwen die hun oorsprong altijd zochten in een rechtstreekse band met een god of met goden.
Wilden de mensen aan de ene kant hun afstamming veilig stellen, ze konden anderzijds niet aanvaarden dat grote rampen zo maar natuurverschijnselen waren. Donder en bliksem hadden een bovennatuurlijke betekenis voor hen, de oppergod had daarmee te maken, hij was om een of andere reden vertoornd. De Romeinse dichter Horatius bij voorbeeld was een nogal vrijzinnig man, hij nam het niet nauw met de hele godenwereld van zijn tijd. Toen op een heldere zomerdag plots een bliksem door de lucht sloeg met een vervaarlijke donderslag daarna, was dat voldoende om hem letterlijk met één slag te bekeren. Hoe kon het op klaarlichte dag bliksemen als niet Jupiter zelf daarachter stak? Enig idee over ontlading van luchtlagen met verschillende geladenheid was onbekend.
Al wat menselijk gezien onverklaarbaar aandeed kreeg een 'goddelijke' verklaring. De gang van de seizoenen, de hemellichamen, het leven en de dood, alles werd in een systeem ondergebracht. Dat systeem werd verdergeleerd en het was niet goed daaraan te twijfelen. Het is eigen aan elke religie om twijfel als een verderfelijke zonde te duiden. Zoals het in Plato's tijd niet toegelaten was te twijfelen aan het vier- tot vijfduizendjarige bestaan van de aarde, was het niet toegelaten te twijfelen aan de goddelijke oorsprong van de mens. De bewoners van Atlantis moesten dus van goden afstammen. Aangezien het om bewoners van een eiland ging, was het aangewezen ze te laten afstammen van Poseidon, de god van de zee.

Plato beschrijft in de Critias de werken die op het eiland werden uitgevoerd. Er is ten eerste de stad Atlantis, door Plato als een stad uit zijn tijd beschreven, vermoedelijk niet ten onrechte, de mensen hebben altijd van mensen geleerd. Het inrichten van een stad is thans nog ongeveer zoals in de oudheid. Je vindt een centrum met de openbare gebouwen en de tempels, daaromheen de woningen van de rijken en verder weg de huizen van de gewone burger, de ambachtslieden, de kleinhandelaars, de bedienden, de dagloners. Het zal in Atlantis niet anders zijn geweest.
Een tweede gegeven is de grote vruchtbare vlakte, op regelmatige afstanden doorsneden met kanalen ter irrigatie. Dat al de werken die Plato beschrijft groots aandoen is zeker juist. Dat ze op het eerste gezicht niet mogelijk lijken, is eveneens juist. Dat ze bij nader toezien gewoon zijn, is misschien het eigenaardigste. Alles bij elkaar lijkt het reuzenwerk. Dat is het ook. Alleen moest het niet in één dag worden uitgevoerd, zomin als de bouw van de Chinese muur. Wat Plato vertelt, is in de loop van eeuwen tot stand gekomen en is niet verbazingwekkend. We moeten ons slechts realiseren wat voor werk overal ter wereld door mensen is uitgevoerd. Bovendien moet je bedenken met welke zogezegd primitieve middelen de grote werken van vroeger zouden tot stand zijn gekomen. Plato duidt mooi aan hoe zulk reuzenwerk wel tot een goed einde kan worden gebracht. Hij zegt het uitdrukkelijk: de ene koning verfraaide wat door zijn voorganger reeds was verfraaid. Wie het ontstaan van de grote kunstwerken overdenkt kan aanvullen: de ene koning zette het werk voort dat door zijn voorgangers al was voortgezet. Op die manier is in de wereld veel zogezegd onmogelijk werk tot een goed einde gebracht.

Een paar slotbemerkingen. Het verzonken eiland Atlantis is al door heel wat mensen 'ontdekt'. Merkwaardig genoeg ligt het op alle mogelijke plaatsen behalve op de plaats die Plato aanduidt. Kreta, Santorini, Turkije, Engeland, Antarctica, zoveel pogingen om Plato niet te geloven, erger, om hem belachelijk te maken. Plato was er de man niet naar om zo maar wat te beweren, of om de Atlantische oceaan te noemen en bij zichzelf te denken: ik bedoel de Chinese Zee. Het is daarmee enigszins anders gesteld.

Vermoedelijk moeten we Plato's verhaal zien in de context van zoveel Griekse 'wetenschap' aangaande aarde en mens, leven en universum. De oudere wijze van zien en zichzelf overtuigen klinkt door in de zekerheid waarmee onbegrepen verschijnselen verstaanbaar worden gemaakt. Het universum was een prachtig samenstel van allemaal perfecte bollen, onveranderlijk zelfs, de goden konden moeilijk imperfectie toestaan. De aarde was het grote middelpunt. Onbetwist heerser over dat middelpunt was de mens. Wat ze niet begrepen of waar ze geen verklaring voor hadden werd van een verklaring voorzien die in de lijn lag van hun mogelijkheden, hun visie, hun aanvaarding van 'wetenschappelijke' fictie. Het Atlantis-verhaal van Plato is zeer waarschijnlijk een dergelijke mystificatie. Het gaat er allemaal veel te perfect aan toe en "de bewoners leefden er in volmaakte harmonie." Wat de aanleiding ook is geweest, Plato heeft haar aangegrepen om haar met zijn middelen en denkwijze de juiste orde toe te schrijven. De precieze achtergrond van het Atlantis-verhaal is trouwens nog steeds niet achterhaald. Wel bestaan daarover de meest uiteenlopende theorieën.


In deze pagina heb ik me uitsluitend tot Plato's Atlantis beperkt. Wie de zoektocht naar Atlantis goed gedocumenteerd wil nalezen kan kijken op de pagina: Atlantis: mythe of werkelijkheid?. Wat over de Atlantisring wordt verteld, kun je er als verpozing bijnemen.
Op de homepage staat dat je de tekst in vreemde talen kunt lezen. In zekere zin is dat waar, de vertaalmachine zorgt voor bijzonder vreemde talen.


Dr. Fa Claes



Terug naar Index