JEAN  DIF

Un crabe à Old Orchard (juillet 2000)


La plage est le miroir de la mer
Elle s'abreuve de sa lumière
Entre papier de verre et papier buvard
j'hésite

Le jusant
laisse de la salive sur les dents
On dirait que la mer fait la vaisselle
des coquilles vides

Les vagues aux oreilles de chien
jappent dans les récifs lapent la grève
Elles se bousculent Elles s'épaulent
à l'assaut de la terre
comme si elles voulaient en finir
avec elle d'un coup de lame

La mer au loin lèche les rochers
et c'est pourtant elle
qui leur donne leur sel

Un cerf-volant manipulé
tourne en rond comme une toupie
rouge sur l'azur sidéré

Plus haut s'enfuient les oiseaux
sans fil à leurs pattes

Le vent décerne au sable
un brevet de papillon

Une mouette
née de l'écume
d'un trait de plumes
paraphe le vide

Tout en crâne et en doigts
oublié par le reflux
un crabe fait des pointes
sur la sciure des falaises

Les estivants restent couchés
retenus par leur poids
qui les tire vers la mort
enfoncés dans une cendre
à leur pointure

Et moi
dans un trou de mémoire
je me love
à l'abri des lames

Je nage dans mon sang
J'attends de renaître
Je laisse l'eau et le soleil
se moquer de mes orteils

Les doigts inertes sur l'acier
des harpes intérieures
j'attends je ne sais quoi
je ne sais quelle délivrance
d'un mot plus lourd au sang
que le fruit à la branche

Je suis sur la ligne mouvante
où l'eau et la terre s'abandonnent

Een krab in Old Orchard (juli 2000)
                                       vertaling: Fa Claes


Het strand is de spiegel van de zee
Het laaft zijn dorst aan haar licht
Tussen schuur- en vloeipapier
aarzel ik

De eb
laat speeksel achter op de tanden
Je zou zeggen dat de zee de vaat spoelt
van lege schelpen

De golven met hondenoren
keffen in de klippen leppen de zandkorrels
Ze werpen elkaar om Schouder aan schouder
vallen ze het land aan
alsof ze er met één golfslag
een eind willen aan maken

In de verte likt de zee de rotsen
en toch is zij het
die ze hun zout verstrekt

Een geleide vlieger
draait rond als een rode tol
op het bliksemend azuur

Daarboven vluchten vogels
zonder draad aan hun poten

De wind verleent het zand
een vlinderbrevet

Een meeuw
uit het schuim geboren
parafeert met één slagpentrek
de leegte

Helemaal schedel en vingers
door het laagtij vergeten
tekent een krab gravures op
het zaagsel van de kliffen

De vakantiegangers blijven liggen
weerhouden door hun gewicht
dat ze naar de dood trekt
weggezakt in as
naar hun maat

En ik
in een gat in mijn geheugen
rol me op
buiten het bereik van de golven

Ik zwem in mijn bloed
Ik wacht op mijn hergeboorte
Ik laat water en zon
met mijn tenen spotten

Met mijn krachteloze vingers
op het staal van innerlijke harpen
wacht ik op ik weet niet wat
ik weet niet welke bevrijding
door een woord zwaarder voor mijn bloed
dan de vrucht voor haar tak

Ik sta op de onvaste lijn
waar water en land uit elkaar gaan




Terug naar Index