|
COMO TODOS USTEDES
"Bufón en la Gran Corte de la Tecnología"
SALUSTIANO MASÓ
Seguramente soy
un hombre triste y gris
como todos ustedes.
Un hombre encadenado a los horarios,
con mujer y con hijos y halitosis,
y problemas de próstata y de insomnio,
y una cuenta bancaria
bordeando el precipicio de los números rojos,
y enemigos mortales y aficiones pacíficas
y algún sueño prohibido inconfesable.
Como todos ustedes,
uno más del rebaño.
Bufón en la Gran Corte de la Tecnología.
Desde el punto de vista de los jefes
una mierda a la izquierda.
Completamente solo.
Condenado a morir. Injustamente.
Un hombre triste y gris.
Como todos ustedes.
De: Como todos ustedes, 2002
LA ÚLTIMA CENA
Vinieron a por él
unos hombres oscuros
y en silencio partieron
bajo la espesa lluvia de la noche.
Eran años difíciles. El odio
asolaba la tierra
como una interminable epidemia de sombra.
Dijeron que murió junto a un olivo,
igual que un perro abandonado. Nadie
trajo nunca su cuerpo. Desde entonces,
su madre y yo seguimos mirando el horizonte
por si esta guerra inútil finaliza
y él acaso volviera.
Avivamos un fuego de retamas amargas
y aguardamos aquí,
junto a la mesa, como aquella última noche,
con el vino y el pan.
Y la esperanza.
De :Como todos ustedes
ARS POÉTICA
Escribo versos. Lo confieso. Versos
de todos los colores y tamaños.
Indescifrables como jeroglíficos
egipcios. Transparentes.
Versos con mala uva. Versos lapa.
Versos muertos de amor.
Amasados con lágrimas.
Rebozados en sombra. Escribo versos
sometidos a estricto control métrico.
O indisciplinados como pájaros.
Versos hermafroditas.
Para todos los públicos.
Patológicamente depresivos.
Económicamente dolorosos.
Escribo versos. Lo confieso. Aunque
no sirvan para nada,
y acaben devorados como yo
por la tenaz polilla del olvido.
De: Breve discurso sobre la infelicidad, 2003
LA MANZANA
La manzana quedó sobre la mesa.
Era roja y hermosa como un sueño.
Exhalaba un aroma fresquísimo de bosque
que embalsamaba el aire
de aquella habitación que daba al mar.
En su forma perfecta
podía resumirse el mundo todo.
Un silencio de seda acariciada
se posaba en su piel y temblaba la vida
en la pulpa jugosa de su carne.
Pasó el tiempo. Volvimos
el verano siguiente. Los gusanos
habían devorado la manzana.
Sobre la pobre mesa sólo había
una sombra de polvo,
un olor de humedad y de maderas viejas.
Tampoco había rastro de gusanos.
De: Piedra primaria, 2004
|
ZOALS U ALLEMAAL
"Clown aan het Grote Hof van de Technologie"
SALUSTIANO MASÓ
Zeker ben ik
een droevig en grijs man
zoals u allemaal.
Een man die aan zijn uurrooster vastzit,
met vrouw en kinderen en halitose,
en problemen met prostaat en slapeloosheid,
en een bankrekening
op de rand van de afgrond van de rode cijfers
en dodelijke vijanden en vredelievende liefhebberijen
en enige verboden schandalige droom.
Zoals u allemaal,
één meer in de kudde.
Nar in de Grote Hofhouding van de Technologie.
Vanuit het gezichtspunt van de chefs
een klootzak van links.
Volkomen alleen.
Veroordeeld om te sterven. Onterecht.
Een droevig en grijs man.
Zoals u allemaal.
HET LAATSTE MAAL
Ze kwamen voor hem
enkele donkere mannen
en ze vertrokken in stilte
onder de dichte regen van de nacht.
Het waren moeilijke jaren. De haat
verwoestte de wereld
gelijk een niet eindigende epidemie van schaduw.
Ze zeiden dat hij stierf naast een olijfboom,
gelijk een achtergelaten hond. Niemand
bracht ooit zijn lichaam. Vanaf toen
blijven zijn moeder en ik naar de horizon kijken
om te zien of deze onnutte oorlog wil ophouden
en hij misschien terugkeert.
We wakkeren een vuur van bittere brem aan
en wachten daar
bij de tafel, zoals die laatste nacht,
met wijn en brood.
En met hoop.
ARS POETICA
Ik schrijf verzen. Dat beken ik. Verzen
van alle kleur en vorm.
Niet ontcijferbare zoals Egyptische
hiërogliefen. Doorzichtige.
Verzen met slecht humeur. Slijmerige verzen.
Verzen die doodgaan van liefde.
Met tranen doorkneed.
Overdekt met schaduw. Ik schrijf verzen
die aan strikte metrische controle onderworpen zijn.
Of ongedisciplineerde gelijk vogels.
Hermafroditische verzen.
Voor alle soorten publiek.
Pathologisch depressieven.
Economisch beklagenswaardigen.
Verzen schrijf ik. Dat beken ik. Hoewel
ze nergens toe dienen
en eindigen zoals ik opgevreten
door de hardnekkige mot van de vergetelheid.
DE APPEL
De appel bleef op tafel liggen.
Hij was rood en mooi als een droom.
Hij wasemde de meest frisse geur van het bos uit
die de lucht kruidde van dat huis
dat uitzag op zee.
In zijn volmaakte vorm
kon hij de hele wereld samenvatten.
Een stilte van gestreelde zijde
kwam over zijn schil liggen en het leven trilde
in de sappige pulp van zijn vlees.
De tijd ging voorbij. We kwamen
de volgende zomer terug. De wormen
hadden de appel opgevreten.
Op de armoedige tafel lag alleen
een schim van stof,
een geur van vochtigheid en van oud hout.
Evenmin was er een spoor van wormen.
|