Gedichten  van  CRISTINA  PERI  ROSSI
vertaald door Fa Claes



Cristina Peri Rossi werd in 1941 in Montevideo (Uruguay) geboren. Van haar moeder, onderwijzeres, leerde ze de liefde voor de literatuur en de muziek. Van haar kreeg ze haar feministische idealen van gelijkwaardigheid. Ze werd doctoranda in de vergelijkende literatuur. Gedurende jaren heeft ze dat vak onderwezen.
Haar eerste bundel veroorzaakte een klein schandaal door erotische vrijheden en verwijzingen naar haar seksuele geaardheid. Anderzijds heeft haar stijl iets wilds.
Cristina Peri Rossi schrijft essays, verhalen, romans en gedichten. Tot 2004 publiceerde ze 11 bundels verhalen, 7 romans en 14 dichtbundels.
Na de militaire staatsgreep in Uruguay moest ze in 1972 naar Europa uitwijken. In 1975 verkreeg ze de Spaanse nationaliteit. Sindsdien heeft ze verschillende bundels uitgegeven die groot succes kenden bij critici en publiek. Zo pas zijn - met nog meer succes - haar verzamelde gedichten verschenen.
Haar werk is met de meest prestigieuze prijzen bekroond.




DEDICATORIA


La literatura nos separó:
todo lo que supe de ti
lo aprendí en los libros
y a lo que faltaba,
yo le puse palabras.







NO QUISIERA QUE LLOVIERA


No quisiera que lloviera
te lo juro
que lloviera en esta ciudad
sin ti
y escuchar los ruidos del agua
al bajar
y pensar que allí donde estás viviendo
sin mí
llueve sobre la misma ciudad
Quizá tengas el cabello mojado
el teléfono a mano
que no usas
para llamarme
para decirme
esta noche te amo
me inundan los recuerdos de ti
discúlpame,
la literatura me mató
pero te le parecías tanto


De: Diáspora, 1976




VIACRUCIS


Cuando entro
y estás poco iluminada
como una iglesia en penumbra
Me das un cirio para que lo encienda
en la nave central
Me pides limosna
Yo recuerdo las tareas de los Santos
Te tiendo la mano
me mojo en la pila bautismal
tú me hablas de alegorías
del Viacrucis
que he iniciado
-las piernas, primera estación-
me apenas con los brazos en cruz
al fin adentro
empieza la peregrinación
nombro tus dolores
el dolor que tuviste al ser parida
el dolor de tus seis años
el dolor de tus diecisiete
el dolor de tu iniciación
muy por lo bajo te murmuro
entre las piernas
la más secreta de las oraciones
Tú me recompensas con una tibia lluvia de tus entrañas
y una vez que he terminado el rezo
cierras las piernas
bajas la cabeza

Cuando entro en la iglesia
en el templo
en la custodia
y tú me bañas







DISTANCIA JUSTA


En el amor, y en el boxeo
todo es cuestión de distancia
Si te acercas demasiado me excito
me asusto
me obnubilo digo tonterías
me echo a temblar
pero si estás lejos
sufro entristezco
me desvelo
y escribo poemas.







LAS PALABRAS SON ESPECTROS


Las palabras son espectros
piedras abracadabras
que saltan los sellos
de la memoria antigua

Y los poetas celebran la fiesta
del lenguaje
bajo el peso de la invocación

Los poetas inflaman las hogueras
que iluminan los rostros eternos
de los viejos ídolos

Cuando los sellos saltan
el hombre descubre
la huella de sus antepasados

El futuro es la sombra del pasado
en los rojos rescoldos de un fuego
venido de lejos,
no se sabe de dónde.







ÚLTIMA ENTREVISTA


La última entrevista fue triste.
Yo esperaba una decisión imposible:
que me siguieras a una ciudad extraña
donde sólo se había perdido un submarino alemán
y tú esperabas que no te lo propusiera.
Con el vértigo de los suicidas
te dije: « Ven conmigo» sabiéndolo imposible
y tú -sabiéndolo imposible- respondiste:
«Nada se me perdió allí» y diste la conversación
por concluida. Me puse de pie
como quien cierra un libro
aunque sabía -lo supe siempre-
que ahora empezaba otro capítulo.
Iba a soñar contigo -en una ciudad extraña-,
donde sólo un viejo submarino alemán
se perdió.
Iba a escribirte cartas que no te enviaría
y tú, ibas a esperar mi regreso
-Penélope infiel- con ambigüedad,
sabiendo que mis cortos regresos
no serían definitivos. No soy Ulises. No conocí
Itaca. Todo lo que he perdido


De: Inmovilidad de los barcos, 1997




ORACIÓN


Líbranos, Señor,
de encontrarnos
años después,
con nuestros grandes amores.







LA PASIÓN


Salimos del amor
como de una catástrofe aérea
Habíamos perdido la ropa
los papeles
a mí me faltaba un diente
y a ti la noción del tiempo
¿Era un año largo como un siglo
o un siglo corto como un día?
Por los muebles
por la casa
despojos rotos:
vasos fotos libros deshojados
Éramos los sobrevivientes
de un derrumbe
de un volcán
de las aguas arrebatadas
y nos despedimos con la vaga sensación
de haber sobrevivido
aunque no sabíamos para qué.


De: Babel bárbara, 1991

OPDRACHT


De literatuur heeft ons gescheiden:
al wat ik over je wist
heb ik in boeken geleerd
en aan wat ontbrak
heb ik namen gegeven.







IK HAD NIET GEWILD DAT HET REGENDE


Ik wou liever niet dat het regende
dat zweer ik je
dat het regende in deze stad
zonder jou
en ik wou liever niet luisteren naar de geluiden van het water
dat omlaag liep
en liever niet denken dat het daar waar je leeft
zonder mij
regent over dezelfde stad
Misschien zijn je haren nat
de handtelefoon
die je niet gebruikt
om me op te roepen
om me te zeggen
vannacht heb ik je lief
de herinneringen aan jou overspoelen mij
vergeef me,
de literatuur maakte me kapot
maar jij geleek zo op haar







KRUISWEG


Als ik binnenkom
en je bent schaars verlicht
gelijk een kerk in schemerdonker
Je geeft me een kaars opdat ik hem aansteek
in de middenbeuk
Je vraagt me om een aalmoes
Ik herinner me de opdrachten van de heiligen
Ik reik je de hand
bevochtig me in de doopvont
jij spreekt me over allegorieën
van de Kruisweg
die ik begonnen ben
- de benen, eerste statie -
je bedroeft me met je armen in kruisvorm
tenslotte begint
de bedevaart naar binnen
ik noem je pijnen
de pijn die je had toen je werd geboren
de pijn van je zes jaar
de pijn van je zeventien
de pijn van je initiatie
ver onderaan tussen je benen
fluister ik
het geheimste van de gebeden
Je beloont me met een lauwe regen van je ingewanden
en als ik eenmaal het gebed heb beëindigd
sluit je je benen
buig je het hoofd

Als ik binnenkom in de kerk
in de tempel
in de monstrans
en jij mij baadt







JUISTE AFSTAND


In de liefde en bij het boksen
is alles een kwestie van afstand
Als je te dicht komt wind ik me op
word ik bang
raak ik verward zeg gekke dingen
begin te beven
maar als je ver weg bent
lijd ik word ik droevig
lig ik wakker
en schrijf ik gedichten.







DE WOORDEN ZIJN SCHIMMEN


De woorden zijn schimmen
abracadabrastenen
die de zegels van het oude
geheugen doen springen

En de dichters vieren het feest
van de spraak
onder de druk van de aanroeping

De dichters ontsteken de brandstapels
die de eeuwige gezichten van de
oude idolen verlichten

Als de zegels springen
ontdekt de mens
het spoor van zijn voorouders

De toekomst is de schaduw van het verleden
in het rode smeulen van een vuur
dat van ver is gekomen,
niemand weet vanwaar.







LAATSTE ONDERHOUD


Het laatste onderhoud was droevig.
Ik hoopte op een onmogelijke beslissing:
dat je me zou volgen naar een vreemde stad
waar alleen een Duitse duikboot verloren gegaan was
en jij hoopte dat ik het je niet zou voorstellen.
Met de duizeling van de zelfmoordenaars zei ik:
"Kom met me mee" hoewel ik wist dat het onmogelijk was
en jij - die wist dat het onmogelijk was - antwoordde:
"Daar heb ik niets verloren" en je zei dat je het gesprek
voor gesloten hield. Ik stond recht
zoals iemand een boek sluit
hoewel hij weet - dat wist ik altijd al -
dat een ander hoofdstuk nu begon.
Ik ging met je dromen - in een vreemde stad -,
waar alleen een oude Duitse duikboot
verloren ging.
Ik ging je kaarten schrijven die ik je niet zou sturen
en jij, je ging op mijn terugkeer hopen
- ontrouwe Penelope - dubbelzinnig
want je wist dat mijn telkens korte terugkomsten
niet definitief zouden zijn. Ik ben Odusseus niet. Ithaka
kende ik niet. Wat heb ik allemaal verloren







GEBED


Bespaar ons, Heer,
het weerzien
van onze grote liefdes,
jaren nadien.







DE HARTSTOCHT


We kwamen uit de liefde
zoals uit een luchtvaartramp.
Onze kleren hadden we verloren
onze papieren
mij ontbrak een tand
en jou de notie van tijd
Was het een jaar zo lang als een eeuw
of een eeuw zo kort als een dag?
Over de meubels
doorheen het huis
kapotte resten:
vazen foto's ontbladerde boeken
Wij waren overlevenden
van een instorting
van een vulkaan
van de onstuimige wateren
en we namen afscheid met het vage gevoel
te hebben overleefd
hoewel we niet wisten waartoe.




Terug naar Index